– een opstel over kunst en een oproep –
Na een bloeiperiode in de renaissance was de beeldend kunst verzand in een virtuositeit zonder inhoud, vol literaire en toneelmatige invloeden, die er niet in thuis horen. Er moest een nieuw begin gemaakt worden. Het instrumentarium en de uitdrukkingsmogelijkheden van de beeldende kunst werden onderzocht. Er werd veel geëxperimenteerd. Picasso had een leidende rol in het onderzoek naar de basiselementen van de schilderkunst.
Picasso verbeelde de tijdgeest door ”het verscheurde aangezicht er van te tonen” (citaat uit een recensie). Dit is een fatale misvatting. Kunst moet niet zijn tijd weergeven, niet wat de dag dient of schaadt. Dat manifesteert zich al voortdurend met zijn eigen symbolen en werktuigen. Het geschonden aangezicht is er al. Maar hoe de tijd zou kunnen zijn, wat ons innerlijk geluk dient, moet voortdurend gecreëerd worden. Dát moet de kunstenaar huid en hand en hoofd en hart bieden. Het brandpunt van de aandacht bij de ontwikkeling van de kunst en de gedachtespeculaties die daarbij horen, lag in het uiterlijk bestaan, waardoor de innerlijke, door de geest gestuurde beleving moest wijken. Zo kon het denken over beelding en het onderzoek van beeldingsmiddelen ontstaan, dat was losgekoppeld, verzelfstandigd, niet meer in functie van dat innerlijke doel. Een artistieke vivisectie.
De kunstliefhebber heeft geen belang bij een dergelijk onderzoek. Zijn ziel hunkert naar inspiratie en aanmoediging, niet naar “interessante” experimenten. Daarbij vindt zijn diepste verlangen geen weerklank. Intuïtief verzet de kunstliefhebber zich als hij knollen voor citroenen krijgt. Ook al tracht men hem daartoe op te voeden door kunsteducatie en onderbouwende teksten.
Dit frivole spel met de exploratie en exploitatie van de beeldende kunst is een goedkope compensatie voor het gemis van de echte strijd die gestreden moet worden. De kunstenaar staat meer dan ooit alleen om het raadsel van het zijn en er zijn, onder ogen te zien en het te leven, om er daarna de authentieke beelding voor te scheppen. Die kunst is dan een getuigenis van de liefde voor het leven.
In die beelding gaat het niet om een persoonlijke belijdenis. Dan blijft kunst steken in een suggestief gebaar of een romantisch verhaal. Het gaat om een bovenpersoonlijke verbeelding. De Grieken wisten het al: ‘Quot licet jovi, non licet bovi”. Wat de goden geoorloofd is – wat de goden kunnen – is het rund niet geoorloofd – kan het rund niet. De godheid en het rund zijn in ons. Het enige, dat het rund past is dienstbaar zijn. De inspiratie uit de bovenwereld, moet het rund, de persoon met zijn talent, gestalte geven.
Het reeds bereikte bereiken is doel van de epigoon: navolging – of nog erger – misleiding, omdat hij een waarheid voorspiegelt die niet van hem is. Eerst moet het verlangen om mee te tellen gesublimeerd worden naar het verlangen om, naast anderen, de eigen waarheid, hoe gering ook, te realiseren.
Kunst ontstaat op het moment in de vormgeving waarop alle vermogens van de kunstenaar “bezet” worden, “over-tuigd” door een diepe noodzaak vanuit een ongrijpbare, innerlijke wereld. Zonder die invloed blijft het vormgevingsprodukt een staketsel van dode vormen, hooguit een curiosum.
In de beeldende kunst is het innerlijke leven van de kunstenaar, als het ware, de matrijs waarvan zijn werk wordt afgegoten. De ontwikkeling van zijn kunst, zowel inhoudelijk als materieel, wordt bepaald door de groei van zijn bewustzijn. Dit proces is nu niet anders als in de tijd van de eerste grottekeningen en zal over duizend jaar nog hetzelfde zijn. Kunst ontstaat alleen als de kunstenaar zich kan onderwerpen aan de wet van verwekken en baren: de wet van de liefde. Niet de geërotiseerde ruilhandel van affecten, maar de kracht, die onverzettelijker is dan water, machtiger dan de zwaartekracht, die hele zonnestelsels in zich opzuigt. Afgezwakt en getransformeerd tot op het niveau van menselijk beleven: ingelijfd is deze kracht instaat dit leven te doorlichten en op te heffen uit zijn grauwe nood, en dood materiaal in kunst te veranderen.
Opstand
Dit opstel is niet het resultaat van systematisch denken, maar is een spontane vormgeving, zoals het zich aandiende. De verschillende uitspraken moeten elkaar verhelderen. De samenvattende titel “De Opstand” stamt uit de bosbouw en duidt op een groep gelijksoortige bomen tussen andersoortige.
Oproep
Dit opstel tracht kunstenaars op te wekken en te verenigen in het bewustzijn van hun roeping. Wegbereiders van een komende beschaving.
Afkondiging
Wij willen geboorte geven aan een kunst die een directe weergave is van het proces waarin het fysieke vermogen om vorm te geven onvoorwaardelijk dienstbaar is aan de impulsen uit een universeel ordenend beginsel in de kunstenaar, die daarvoor de authentieke beeldende equivalenten schept. Het gaat om de uitwisseling en overdracht van het wezenlijke van twee gescheiden werelden. Een oorzakelijke wereld en een wereld van werkingen, beiden met een eigen wetmatigheid en substantie. Kunst is een taal van de ziel. Kunst is voorbeelden. Het beste dat in aanleg leeft in een mens, een stad, een land, een volk, transponeren in een verbeelding. Een voorbeeld om het gevormde te kunnen beleven en zich er naar te vormen
Kunst is een transsubstantiële daad
Jan Wessendorp